(En waarom maar weinig teams zich dat beseffen.)
De ware revolutie van de Agile manier van werken is dat de focus is verschoven van “werken vanuit een plan” naar het “leveren van werkende software aan gebruikers”. Het gaat er dus niet meer om dat er deadlines worden gehaald voor het management, maar dat het geïnvesteerde werk waarde oplevert voor de werkelijke gebruikers. Het grote verschil zit er dus in dat het niet meer gaat om het uitvoeren van taken, maar om het toevoegen van waarde.
Een praktisch probleem is echter dat “waarde” niet eenvoudig uitgedrukt kan worden in lijstjes, maar typisch wordt uitgedrukt in een min-of-meer wollige hiërarchie van features die samen gebruikers in staat stellen om iets nuttigs te doen met de software.
De manier die mensen hebben bedacht om dergelijke ongrijpbare dingen samen te vatten is het stellen van “doelen”. Door te omschrijven hoe het beoogde succes er uit ziet, zijn we in staat om hetgeen nodig is om die kant op te werken in een perspectief te plaatsen.
Dat is de reden waarom het een heel goed idee is om voor elke iteratie (=Sprint) een expliciet doel te omschrijven. Dit doel moet omvatten welke extra waarde gebruikers aan het einde van de iteratie zullen ervaren.
Door dit expliciet te maken en er regelmatig bij stil te staan, kan het team betere afwegingen maken over het belang en de prioriteit van de features waar op enig moment aan wordt gewerkt. Als er een helder doel is, dan wordt het logisch om te starten met de taken die daar het meest aan bijdragen, en het stelt het team in staat om in de loop van de iteratie zelfstandig beslissingen te maken over features op basis van de (resterende) bijdrage aan het doel. Hierdoor wordt het meer waarschijnlijk dat de beoogde waarde van de iteratie ook werkelijk gerealiseerd zal worden.